vrijdag 5 december 2008

Deel 3: De three-piece suit periode

Eigenlijk was het mijn moeder die mij uit mijn kaasboer-lijden verloste. Op een middag stopte ze mij een klein stukje krant in de handen, met daarop een werkaanbieding voor redactie-medewerker. Wow! Redacteur! Was ik daarvoor niet geboren? Was ik niet altijd de eerste voor opstel op college? Was ik niet de uitgever en hoofdredacteur + drukker van "Tram 7", het beroemde soldatenblad uit Groot-Bijgaarden? Dus ik op weg naar de Uitgeverij De Feniks op de Brugmannlaan in Brussel. Ik belde aan bij een groot herenhuis uit de jaren 1900. De bel was ook uit die tijd en klonk statig. De deur werd opengezwaaid door een jonge vrouw met ongelooflijke borsten (ik was toen nog niet veel gewend). Langs een brede, betegelde gang kwam ik terecht in de middenste van een reeks drie grote, in elkaar doorlopende kamers, zoals ze dat vroeger bouwden. In de achterste kamer stonden vier bureautafels tegen elkaar geschoven (merk Desoer, Liège!), waaraan in een indrukwekkende stilte vier mannen over grote stapels papier zaten gebogen. In de middelste kamer waren twee bureau's, één ervan was van M-L (die met de boezem), aan de andere zat een nogal schutterig meisje met blauwe ogen. Ze was wel mooi, maar wist dat zelf nog niet. En in de voorste kamer, het salon dus, zat de baas. Deze kamer was indrukwekkend, met hoog marmeren schouwgedoe, mooi groot donker houten bureau met leren stoelen er omheen, smaakvolle hout-en-glas boekenkast, enfin ik heb daar niet zo naar de meubels gekeken, maar naar de baas. Dat was een brede man van tussen de 40 en 50, met veel, golvend grijs haar, priemende, olijke zwarte ogen en een tenorstem met ervaring. Het viel helemaal niet op dat hij anderhalve kop kleiner was dan ik. Wat er precies allemaal besproken werd ben ik vergeten, alleen werd er de nadruk op gelegd dat ik, als 'arbeider', de guts had om voor zo'n functie te solliciteren. Na een paar testjes in drie talen werd ik aan het personeelsbestand toegevoegd voor een salaris van 10.000 frank per maand (250€). Ik was content, mijn moeder fier en mijn vader opgelucht en ik kocht mijn eerste auto, een Simca Aronde met vier versnellingen en 80.000 km op de teller, voor 3.500 frank. Het werk was zeer interessant. De uitgeverij produceerde een biografisch naslagwerk van levende Europese prominenten. Ze stuurden eerst een vragenlijst naar mensen die prominent waren en op basis daarvan werd een korte biografische notitie gemaakt, in het Frans. De vragenlijsten kwamen terug in alle mogelijke talen, zelfs Fins, Turks en Hongaars. Die werden door vertalers naar het Frans gezet en wij, redacteurs, moesten dat nalezen en corrigeren. Ik heb daar ongelooflijk goed Frans geleerd, het reilen en zeilen van uitgeverijen en drukkerijen, direct marketing avant la lettre, management, omgang met grote ego's en met vrouwen. Het was een slim idee van de baas om deze Who's Who in Europe te maken. Het boek was peperduur (3.000 frank, jaren 60), de prominenten werden er gratis in opgenomen en kregen de kans om het vooraf te bestellen en te betalen. Meer dan tien procent van de 35000 prominenten gingen daarop in, zodat het boek al winst maakte nog voor het gedrukt werd. Door het grote succes werd het huis algauw te klein en werd er verhuisd naar de Avenue du Roi in Vorst. Dat was ook een oud herenhuis, maar veel groter. Op die paar jaar tijd had ik mijn derde auto en was ook getrouwd, maar dat hoort niet in het cv thuis. Mijn salaris was verdubbeld. Een van de redacteuren die daar al werkte voor ik er was, maar die intussen zijn legerdienst was gaan doen, kwam terug en was van plan hoofdredacteur te worden. Helaas voor hem, was ik beter... Hij werd wel hoofdredacteur, maar ik werd 'directeur redactie'. Dat kon hij moeilijk verkroppen en ging weg. Zo was ik na korte tijd hoofdredacteur-directeur redactie. Ik zwaaide de scepter over een viertal meisjes die de 35000 prominenten geklasseerd moesten houden (geen computers in die tijd) en over vijf redacteurs. Eén ervan, die er van uit ging dat hij beter was dan ik (hij was Franstalig, ouder én beter, maar traaaaag), heb ik moeten ontslaan omdat hij met koffie naar mij gooide en dat was mijn eerste kennismaking met de andere kant van het manager zijn. Dankzij de introductie van een extra marketing-idee van mijzelf, zwol de verkoop zodanig aan dat de baas een beetje naast zijn schoenen ging lopen. Hij startte een tweede boek op, dat Nobilis zou heten en stambomen van hedendaagse adellijke families zou publiceren. Helaas hebben die adellijke families wel grote namen, maar niet zo'n grote budgetten als prominenten in de Who's Who. En daardoor kwamen er gevaarlijke gaten in het budget, die uiteindelijk tot het faillissement van de uitgeverij hebben geleid. Mijn laatste les was daar ook: let op de cijfertjes. En toen de deurwaarder de inventaris kwam opnemen, begon ik opnieuw in de kranten te kijken.

Geen opmerkingen: